Norm en casuïstiek

#

Laat ons hiervan vertrekken: als er al normering in de psychoanalyse is, dan komt ze niet van de kant van de Ander maar van het subject. Hier is de casus de norm, één per één, het is de Eén van het subject. Voor het subject is de norm de manier waarop hij zichzelf, vanuit en in zijn verhouding tot de taal, zal vormgeven. Vertrekkende van de woorden die lichamen raken, ook zijn lichaam, zal het subject een steunpunt vinden in de verhouding tot de Ander om op deze inslag te antwoorden. Deze ontmoeting, die toevallig, singulier, onvoorspelbaar maar noodzakelijk is, is traumatisch. Het is de ervaring van een tweespalt tussen een voorval en iets wat is gezegd, een ontmoeting met een onmogelijkheid. Langs de kant van het zijn (l’être), creëert het subject zijn norm, zijn programma dat door het fantasma wordt omsloten en losgemaakt om het niet-zijn (désêtre) aan te kleden.

Langs de kant van het bestaan (l’existence) is het het symptoom dat voortkomt uit deze ontmoeting, zijnde het antwoord op het bestaan van de Eén dat het subject is.

De casuïstiek onthult de normen van de Ander en zijn discours, maar meer nog het onherleidbaar singuliere waarmee elk subject de structuur waardoor hij gedetermineerd wordt, bezielt. De normen van de Ander vinden hun oorsprong in de psychiatrische kliniek, waarop eerst Freud en vervolgens Lacan zich baseerden, om zich er vervolgens van los te maken en eraan voorbij te gaan. De functie van de vader is het kompas dat de structuren van de neurose en de psychose (en de perversie) oriënteert en onderscheidt. Het gebruik of de verwerping ervan heeft effecten op de betekenaarsketting, en heeft gevolgen voor de opdeling tussen mannen en vrouwen al naar gelang het gebruik van die particuliere betekenaar die de fallus is, tussen zijn of hebben.

Een andere benadering van de casus, vertrekkende van het zijn, bestudeert het fantasma, zijnde de

verhouding van het subject tot het object a, zijn band met de waarheid en het verlangen. De zin (le sens) blijft overheersend en het wars-van-zin (hors-sens) een resultaat. In die samenstelling overheerst het symbolische het imaginaire en behandelt deze het reële. Nochtans zal Lacan in zijn allerlaatste onderwijs een omkering teweegbrengen en zich laten leiden door een oorzakelijkheid met onberekenbare en verscheiden effecten: er is geen seksuele verhouding. In zekere zin is deze non-verhouding ook hetgeen zich aan de psychoanalyse als norm presenteert. In dit perspectief, en zijn correlaat van de Ander die niet bestaat, wordt de oriëntatie van een casus gepolariseerd door de kwestie van het bestaan en van het genot van een symptoom.

De casuïstiek schuift hier niet de dialectiek naar voren, maar wel de werkwijze van een kliniek zonder scherpe grenzen, van verknoping en de gelijkheid van de drie registers: imaginair, symbolisch en reëel. De casus oriënteert zich ook niet op de zin, maar op wat in de betekenaar een rest, een letter vormt. Het onbewuste laat zich begrijpen vanuit de herhaling (itération) van de Eén en laat zich vatten als een spreekwezen. De verschillende perspectieven sluiten elkaar helemaal niet uit, integendeel, ze werken verhelderend op elkaar in.

Vertrekkend van het universele, produceren de singulariteit, de uitzondering en de uitvinding singuliere normen, ver van standaarden en in de richting van een paradigma.

In het tijdperk van de post-waarheid, van statistieken en fact-checking, blijft de formulering en de controle van de singulariteit het onderwerp van een vooruitziende casuïstiek die onderworpen wordt aan een gezamenlijke ondervraging: de passe.

 

Vertaling: Miet Demuynck

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Print Friendly

This post is also available in: FransEngelsItaliaansSpaans