Voor een film van het reële, enkele ingrediënten… buiten de normen

#

Voor wie geïnteresseerd is in  psychoanalyse en  film is er niets zo nauw verwant als de constructie van de film en de structuur van een fantasma. In feite spreekt elke ‘auteur’ over een en hetzelfde verhaal, hetzelfde scenario. De gewaarschuwde kijker weet dat hij, wanneer hij een volgende film bekijkt, een variatie van het thema zal proeven en hij er zijn voordeel mee doet door zijn wereld met de cineast te delen. De film van het reële is niet die film die u een mooi verhaal vertelt. De auteur moet zich van de zin van het verhaal kunnen distantiëren, van de zin op zich. Hier heerst een logica, weliswaar van een  personage dat fictief is, maar dat verbonden is met zijn stukje reële. Het is als een grammatica die vervoegd kan worden, die in alle richtingen wordt gedraaid. Zo is ‘Een kind is gedood’ in ons veld de welbekende variant van ’Een kind wordt geslagen’. In 1977, in New York droegen sommige voorbijgangers een badge op hun kraag: ‘I saw it’. Ik heb het gezien. Het betrof de eerste film van David Lynch, een jonge filmstudent. Eraserhead, een film als een UFO[i][1], voorbij de zin, waar men alle lievelingsthema’s aantrof van degene die zich zou onthullen als een groot cineast: de verontrustende familie, de vrees om vader te worden en de kindermoord. Niets meer dan dat! Eraserhead, het vreemde schepsel, the Baby, dat ziek wordt en door een knip van de schaar sterft. Mijn God, wat een gruwel! Waar haalt hij het? LSD? Een gaslek in de radiator dat de constructie van een droom bevordert? Hallucinatie? Wat maakt het uit! En wat staat er tegelijkertijd dichter bij het freudiaanse werk? De sleutel, het antwoord vindt men niet in een verklaring maar de evocatie van een genot. L’enfant van de gebroeders Dardenne[2] draait rond hetzelfde thema. Ook al zijn die auteurs door de Atlantische oceaan gescheiden! Het reële dat hun films afboordt, dat is wat het personage dwarsboomt,. Hier is er geen sprake van harmonie met zijn object. Maar het is juist daar dat de film een weten over het reële van het genot in zich draagt. Een dergelijke film is een schriftuur, een constructie en, waarom niet, een opstap (escabeau). We zijn hier ver verwijderd van een lineair verhaal dat ons meeneemt in het comfort van de norm.

De cinema van het reële is niet mooi, hij treft u, bezorgt u buikpijn, hij haalt u overhoop, het is een sensoriële ervaring die u veranderd achterlaat. Cinema richt zich tot wat niet bestaat, tot de leegte, tot het niets, tot de Ander die er nooit is (…) ‘Waarover men niet kan spreken, moet men zwijgen’ heeft Wittgenstein geschreven. Dit geldt ook voor het schrijven van dialogen.  Laat de personages niets zeggen dat ze niet kunnen zeggen. Ze kunnen hun situatie niet verlaten door het met woorden te zeggen. Ze zitten er midden in. Het is aan ons hen woorden te geven waar zich de stilte van de woorden die ze niet kunnen zeggen, laat horen. Zijnde S(A/) volgens de schrijfwijze die Lacan ons geeft.

Dus, aangezien iedereen een eigen film maakt voor zichzelf, op naar onze bijdragen voor de blog van Pipol 8!

[1] David Lynch, Eraserhead, met Jack Nance, American Film Institute, 1977; USA, 89 min.
[2] Jean Piere & Luc Dardenne, L’enfant, met Jérémie Renier, Les Films du Fleuve, 2005, België, 95 min.

Vertaling: Marie-Anne Devreese.

Print Friendly

This post is also available in: FransEngelsItaliaansSpaans