Er gebruik van maken

We maken gebruik van deze uitspraak van Jacques Lacan die zal dienen als kompas bij onze bespreking van de analytisch georiënteerde praktijk in Frankrijk binnen de huidige medico-sociale diensten en instellingen: “Ten slotte wil ik u nog zeggen dat er misschien een tijd zal komen waarin men zal ontwaren dat psychoanalyticus zijn een plaats kan zijn in de maatschappij.”[1]
Sedert een jaar of vijftien wordt de psychoanalyse in Frankrijk verwacht noch gevraagd in die oorden. Ze wordt er beschouwd als vergane glorie en in het beste geval negeert men haar gewoon. Maar dateert de verwerping van de psychoanalyse al niet van de tijd dat ze door Sigmund Freud werd uitgevonden ?
Hoe wagen we ons aan het avontuur? Hoe kunnen we proberen om een voor ons gunstige bres te slaan waarbinnen de klinische praktijk een plaats kan krijgen, als enige praktijk die zich richt op het singuliere symptoom? En is dit überhaubt nog mogelijk ?
Jarenlang werd de psychoanalyse op die plekken geïntroduceerd door psychiaters en psychologen. Vandaag zijn zij door hun vorming echter vervreemd van de kliniek en houden ze het bij het toedienen van medicatie en het toepassen van cognitief-gedragsmatige methodes waarbij de procedure belangrijker is dan het subject.
Onze hedendaagse hypergenormaliseerde maatschappij is in de ban van een alliantie tussen consumptie, administratie en een sciëntistisch discours en gaat er prat op de praktijk van de psychoanalyse te legaliseren. Artikel 52 van de wet Accoyer[2] van 2004 met betrekking tot het beleid inzake gezondheidszorg is daar een gevolg van. De wet regelt het gebruik van de titel van psychotherapeut en verplicht de beoefenaars om zich in te schrijven in een nationaal register van psychotherapeuten. Maar het verlangen van de lacaniaanse psychoanalytici is krachtig en verzet zich tegen de normering van de analytische praktijk. Wereldwijd is er immers geen enkele universiteit of vereniging die een diploma van psychoanalyticus aflevert, zelfs de School niet. En dan beweren bepaalde wetgevers dat ze dat gaan veranderen! Het duurt dan ook acht jaar vooraleer het uitvoeringsbesluit van 7 mei 2012 er de modaliteiten van vastlegt.
Hoe kan iemand gedreven door het analytisch discours het wagen om in zulke omstandigheden door te breken achter de vijandige linies? Hoe daar een bres te slaan voor de subjectiviteit die onverenigbaar is met het cijfer? Door niet te verzaken aan zijn verlangen ten overstaan van het ondraaglijke waarmee de gecodificeerde praktijken in de instellingen ons confronteren. En daarbij te steunen op de meesterbetekenaars van het politiek discours.
“De analyse van de praktijk” is één van die “passe-partout betekenaars” die op de markt werd gegooid vanuit de idee dat spreken goed doet. Een directrice vraagt me of ik binnen de educatieve ploeg een praktijkanalyse wil leiden. Ze doet dat alleen omdat ik iemand ben met wie men kan praten. Ik stem toe en gok op het misverstand van de taal. Daardoor wordt het mogelijk om een plek te creëren waar het spreken van het subject onthaald kan worden. Meer dan een jaar later is het onverwachte gevolg van mijn werk dat de directie me de functie van psycholoog aanbiedt, al weet men dat ik die titel niet draag. Dit blijkt helemaal niet nodig! De directrice krijgt het gedaan van de overheid dat ik kan werken met de titel van psychotherapeut, die ik dan ook prompt aanvraag.
[1] Lacan J., Mon enseignement, Seuil, Paris, p.66.
[2] Loi n° 2004-806 du 9 août 2004
Vertaling Christel Van den Eeden