Openstaan voor psychisch lijden, buiten de etiketten
In Bulgarije heeft de ontmoeting van de toegepaste psychoanalyse met het veld van maatschappelijke hulp en bescherming aan kinderen en gezinnen, haar stempel gedrukt op de oprichting en het traject van de Associatie “Kind en ruimte”. De ontmoeting getuigt van een singuliere logica van sociale inclusie, een logica die vertrekt vanuit het subject, vanuit het kind dat moeilijkheden ondervindt in zijn relatie tot de taal en tot het eigen lichaam. Deze logica heeft mij en mijn collega’s van de Associatie “Kind en ruimte” en van de Bulgaarse vereniging voor lacaniaanse psychoanalyse ertoe gebracht het psychisch lijden van kinderen en volwassenen te benoemen, te herkennen en te begeleiden daar waar we het ontmoeten; namelijk waar het beleid wordt toegepast in de praktijk. Meestal gebeurt dit onder het etiket van een medische diagnostiek, een vorm van delinquentie of conflict met de wet, een extreme vorm van segregatie en etnische marginalisering.
De opvang van kinderen en jongeren in gesloten instellingen, tehuizen voor kinderen en jongeren met een mentale achterstand, toont aan dat het verlaten van de oude instellingen niet het einde betekent van het proces van deïnstitutionalisering, maar er eerder het begin van is. De kinderen en jongeren die het merkteken van het verschil dragen onder het etiket van “mentale achterstand”, stellen de gemeenschap op proef: is zij bereid hen in haar midden op te nemen?
Doorheen het organiseren van verschillende werkvormen, doen wij een inspanning om de klinische dimensie te introduceren in een discours waarin het subject wordt omschreven als “risicokind”, “kind met specifieke educatieve behoeftes”, “kind dat in conflict is met de wet”. Deze aanpak biedt een opening naar de dimensie van het psychisch lijden. De notie “psychisch lijden” geeft ons de mogelijkheid het verschil van het kind te benoemen, zonder stigmatiserende termen als “risico” of “delinquentie” te gebruiken, en buiten elke medische diagnostiek om. Op die manier kunnen wij de professionelen en de ouders die voor het kind zorgen, helpen om een andere positie in te nemen tegenover wat hen ondraaglijk lijkt in de relatie tot en in het werken met het kind.
Het klinisch werk met subjecten die psychisch lijden, toont ons dat de taal van de ander, diens woorden, de fysieke integriteit van het subject in gevaar kunnen brengen. Wanneer experten uit het sociale en educatieve domein stuiten op radicaal gedrag, hebben ze zeer vaak de gewoonte dat toe te schrijven aan een tendens tot manipulatie, hypocrisie of koppigheid (“wil steeds zijn willetje doordrijven”, “gaat schelden”, “zoekt aandacht”, enz.).
Onze werkervaring in het Centrum voor re-educatie en sociale integratie “Plek van het kind” in Rousse, in het Centrum voor psychologische ondersteuning in Sliven en in het laboratorium CIEN “Het kind en zijn symptomen”, heeft aangetoond dat inclusie van een kind veronderstelt dat we volgende vragen beantwoorden: Hoe behouden we onze positie, die erin bestaat niet terug te deinzen voor het reële en het onverdraaglijke gekoppeld aan het kind dat een risico tot exclusie loopt? Hoe niet terugdeinzen voor de crisis in het functioneren van de hedendaagse familie? Hoe ondersteunen we de diverse professionelen in hun ontmoeting met kinderen waarvan het mentale evenwicht fragiel is, en bij wie het psychisch lijden meer of minder manifest aanwezig is?
Vertaling Christel Van den Eeden