Het autisme en zijn normaliteit (1)

#

Autisme is het geboortestatuut van het “subject”. Zoals Jacques-Alain Miller ons aantoont, gaat het zonder twijfel over een “subject” tussen aanhalingstekens, want wat men verwacht van dit infans is het installeren van een originele verhouding tot het lichaam, de objecten en de Ander via de taal.

Alhoewel de slordige diagnostiek van een autisme-spectrumstoornis vandaag doet geloven dat het gaat over een abnormaal functioneren van subjecten in de sociale band, kunnen we, wanneer we vertrekken van het onderwijs van Jacques Lacan, van bij aanvang, het autisme niet beperken tot een diagnostiek van mentale gezondheid. Laten we het autisme eerder benoemen als dat wat weerstand biedt aan de operatie om van het lichaam een genotsfragment af te scheiden. Een ervaring van lichamelijke opwinding verwoorden heeft als effect dat deze ervaring zelf voor altijd verandert en herkenbaar wordt voor het subject, maar tegelijkertijd ook een niet te assimileren rest produceert.  Deze rest impliceert een grens aan het onmogelijke om te zeggen. Een behandeling van het autisme kan het niet doen zonder dit onmogelijke om te zeggen, zonder datgene waartoe de ervaring van een analyse die tot haar einde gevoerd werd, toegang verschaft.

Het onmogelijke om te zeggen, waar ieder spreekwezen op botst, vindt in een autist haar meest extreme punt aangezien een autist zich de oorzaak van dit onmogelijke maakt. Dit is ook de normaliteit van een autist, omdat zijn positie het antwoord is op de ontmoeting met het reële, zoals iedereen zich op zijn eigen wijze tracht te positioneren ten aanzien van wat hem ten deel valt. In de autistische positie vinden we een afwijzing zonder rest. Deze afwijzing is de meest radicale ontkenning, de Ausstossung waar Freud naar verwees. Met het ontbreken van een rest en de oorspronkelijke expulsie van gelijk welk effect uit het talig veld, plaatst een autist ons voor een fundamentele paradox, aangezien het subject tegelijkertijd de ingestelde taal afwijst en er door geaffecteerd wordt.

Deze verwerping waar de autist zich op toelegt en de afstand die hij inneemt ten aanzien van het object van genot dat zich in de Ander bevindt, tekent zijn bestaan buiten de normen.  In zijn Allocation sur les psychoses d’enfant, situeert Lacan de mate van succes van het fantasma in de wijze waarop een subject zich aan dit fantasma als venster op de realiteit onderwerpt, en aan de mogelijkheid om het object a[1] te extraheren. Dit vermogen tot extractie van het object is een waardevolle indicatie voor ten minste twee redenen. Enerzijds omdat het gelijk welk idee van een waterdichte diagnostiek en de homogenisatie van subjecten via deze diagnostiek ontmantelt; anderzijds omdat het een variable zone instelt die naar gelang bepaalde voorwaarden ons de weg opent naar een mogelijke aanwezigheid die instemt met de afstand tot het object.

Vertaling: Ben Verzele

[1]    Lacan J., “Alocuciòn sobre las psicosis del nino”, otros escritos, Paidos, 2012, P.386

Print Friendly

This post is also available in: FransEngelsItaliaansSpaans