Autisme en politiek: Een wijdvertakte segregatie

#

De zaak van het autisme is sinds jaren een grote zaak voor de psychoanalyse geworden. Helaas kennen we ondertussen de min of meer boosaardige intenties om een wetgeving op te stellen voor het therapeutisch veld dat de psychoanalyse uitsluit of verbiedt. Op een zeker moment volstond het niet meer voor de gedragstherapieën om de universiteiten en ziekenhuizen te domineren, maar beoogden ze hetzelfde voor de wetgever. Een grote mobilisatie van krachten werd noodzakelijk om deze intenties af te remmen die heel juist als vrijheidsberovend werden gekwalificeerd.

Waarom zo veel aandrang in het willen uitroeien van de psychoanalytische praktijken in de behandeling van het autisme? Waarom worden de ontwikkelingen binnen de psychoanalyse met betrekking tot de kliniek niet erkend? Waarom worden de exhaustief gedocumenteerde kritieken op het bedrieglijk gebruik van de evidence based wetenschappen niet aanvaard? Men kan hier gemakkelijk de druk uitgeoefend door de gedrags- en ABA-lobby’s in herkennen, in een alliantie met de machtige neuropsychiatrie en neurologie. Deze situatie kan echter ook niet alleen begrepen worden binnen het kader van een duidelijk democratisch deficit in Europa, zoals Eric Laurent signaleert, waarin de bureaucratie en de lobby’s het democratisch debat vervangen hebben, met een enorme wijdvermaarde kost, die zich manifesteert op een heel diverse manier in de verschillende regimes van de verscheidene landen in Europa.[1]

De strijd van het autisme is een symptoom van het tijdperk van cijfers en normen. De gedragstherapieën mikken op het domineren van het genot van het spreekwezen door het te herleiden tot zijn gedrag. Maar we laten ons niet misleiden, de ideologie van de norm verhoopt hetzelfde van alle spreekwezens, of ze nu autistisch zijn of niet. De burger verdwijnt onder het cijfer dat zijn genot berekent. Anders gezegd: het cijfer dat de gedragingen meet die gecontroleerd worden door de wetgever, die op zijn beurt gecontroleerd wordt door wie weet welke drukkingsgroepen. Het behaviorisme – onder haar verschillende vormen – is zonder twijfel de meest trouwe knecht van deze politiek. De psychoanalyse daarentegen, richt zich tot het spreekwezen, begaan met de steeds singuliere effecten van de taal op het lichaam. De psychoanalytische praktijk bevraagt daarom in zijn meest radicale nederigheid, de pijlers van de ideologie van de norm. Misschien moeten we in deze nederigheid de kracht zien die bepaalde lobby’s graag zouden zien verdwijnen.

Lacan bevestigde in 1968 in “Note sur le père” dat de 20e eeuw – en nu kunnen we daar ook de 21e eeuw aan toevoegen – zich zou karakteriseren door “een wijdverbreide segregatie, versterkt op alle niveaus, wat niets meer doet dan de barrières te vermenigvuldigen.”[2] In deze zin moet het debat over het autisme ook de effecten van segregatie openbaren die wordt voortgebracht door therapieën die het genot wensen te uniformeren. Bijvoorbeeld, waarom spreekt men, wanneer men over autisme spreekt, meestal over het infantiel autisme? Waar zijn de volwassenen? Wat is er met hen gebeurd? Wat is er in het bijzonder gebeurd met diegenen die tijdens het ontluiken van de puberteit geen wijze van omgaan gevonden hebben met de nieuwe vormen waaronder het genot opduikt? Wat gebeurt er met de spreekwezens waarvan niemand “verbetering” verhoopt? Tegen politici die spreekwezens verdelen tussen diegenen die zich “goed gedragen” en de rest, heeft de psychoanalyse veel te zeggen. Rest ons de juiste manier vinden om dit te laten horen.

[1]    Eric Laurent, “La pertinence de la HAS n’est pas démontrée” in La Règle du jeu, n. 61 http://laregledujeu.org/2012/03/08/9216/psychanalyse-la-pertinence-de-la-has-n%e2%80%99est-pas-demontree/
[2]    Jacques Lacan, “Nota sobre el padre”, El psicoanálisis n. 29, 2016, p. 6

Vertaald door Ben Verzele

Print Friendly

This post is also available in: FransEngelsItaliaansSpaans