“Ieder zijn eigen norm”

De jongere generaties halen de seksuele identiteiten door elkaar en ondermijnen de semblants van het mannelijke en het vrouwelijke. Ze presenteren zich graag als “bi” of ze verkondigen dat ze helemaal niet “binair” zijn. Soms gaan ze een tijdje van after party naar after party en rijgen de metonymische en anonieme ontmoetingen met één van beide geslachten aan elkaar. Ze identificeren zich niet persé met hun seksuele ervaringen. Bij hen ligt het accent vooral op de ontmoeting.
Ook al kan een desoriëntatie met betrekking tot de seksualiteit hen ertoe bewegen een psychoanalyticus te ontmoeten in het Bureau d’aide psychologique universitaire (BAPU), het onbehagen dat ze ondervinden draait niet om een conflict tussen idealen en genotspositie. De seksualiteit zelf is voor hen geen probleem en vormt dus niet de aanleiding tot hun vraag. Het is vooral de angst, als teken van een teveel aan genot, die hen ertoe brengt te consulteren.
“De hedendaagse mode die een groot effect heeft op de kwestie van de seksuele representatie, speelt onmiskenbaar in op de verwarring tussen de geslachten”[1] en wordt een middel tot een soort “alledaagse transvestie”[2]. Dit laatste moeten we onderscheiden van de klassieke transvestie waarin een subject zich voorstelt als man die gekleed gaat als vrouw, waarbij het erg belangrijk is dat de kledij het merkteken behoudt van de nabootsing. Terwijl men in de verschijning van de alledaagse transvestie “niet langer een bepaald geslacht hoeft te herkennen”[3].
Als gevolg van het verval van de vader en zijn idealen, staat de referentie naar de fallus en de castratie niet meer centraal en verdwijnt ze meer en meer naar de achtergrond. Het aansporen tot genot, dat rebelleert tegen elke vorm van universalisering, is prominenter aanwezig en de grens tussen de geslachten wordt onduidelijk.
Réon weet al heel lang dat hij gay is. Om in zijn adolescentie het verschil te markeren, kleedde hij zich als goth en hield hij ervan zijn haar te laten groeien en het op zeer vrouwelijke wijze te dragen. Zo kon hij zich onderscheiden. Onlangs liet hij een baard groeien en dat wekte de nieuwsgierigheid van de kinderen uit zijn omgeving, die hem nu vriendschappelijk – dat benadrukt hij- een MAVROUW noemen. De naam in de vorm van een Witz beviel hem wel en hij maakt er nu zelf geamuseerd gebruik van. Zijn tooi geeft vorm aan het enigma van het geslachtsverschil en biedt bevrediging omdat hij de blik capteert en behandelt. Binnen het besloten en veilige milieu van zijn artistieke opleiding stelt dit hem in staat om a minima iets te begrenzen van de walging die hij ervaart met betrekking tot het lichaam onder de kledij, en limiteert het zijn vrees om te worden geslagen.
Zoals Eric Laurent[4] onderstreept, ondervraagt de asymmetrie van de genotswijze van mannen en vrouwen, voorbij de geseksueerde markeringen op het lichaam, de limieten van de politiek van desidentificatie, op basis van het gegeven dat dit gedelocaliseerd genot een plaats nodig heeft om zich in te schrijven. En die plaats is het lichaam.
In tijden waarin de Ander niet bestaat, zegt Jacques-Alain Miller, moet het subject een antwoord zoeken in een uitvinding, een valorisatie van de individuele levensstijl, een stijl die voor ieder een eigen norm wordt [5].
Vertaling Christel Van den Eeden
[1] Lebovits-Quenehen A., « Travestisme », Scilicet, L’ordre symbolique au XXIe siècle, Paris, Coll. Huysmans, 2011, p. 394-397.
[2] Ibid., p. 394.
[3] Versel A., « Sous la mode le regard », Blog des J46, L’Objet regard, 7 octobre 2016.
[4] Laurent É., Subversion lacanienne des théories du genre, Paris, Éd. Michèle, coll. « Je est un autre », 2015, p. 160.
[5] Brousse M.-H., Elles ont choisi les homosexualités féminines, Paris, Éd. Michèle, coll. « Je est un autre », 2013, p. 27.