Verslaving

#

Het subject dat verslaafd is zoekt in de zich herhalende consumptie iets te regelen ten aanzien van het lichaam en de Ander.

Wordt er voldoening gezocht en slaagt het subject er in om via de consumptie een evenwicht te bereiken? Uiteraard niet, de verslaving wijst ons er op dat er iets mislukt. 

Plus-de-jouir 

De voldoening waarvan sprake, is nooit voldoende. Het geconsumeerde object lijkt de overleving van het individu te dienen. Wie verslingerd is geraakt aan drugs getuigt van de moeilijkheid om er weg van te blijven, de noodzaak niet te overdrijven, er niet aan te willen sterven maar ‘zonder’ ook niet langer te kunnen leven, enz. Elk geval van verslaving draait om een consumptie die het plezier (een homeostatische regeling tussen subject en lichaam) ver achter zich heeft gelaten. Het onderwijs van Lacan uit de late jaren ’60 en de jaren ’70 laat het toe om deze ‘voldoening’ te duiden als een meer-aan-genieten die in stilte en los van de Ander voltrokken wordt[1]. In de verslaving wordt een genot geviseerd dat niet aan de betekenaar, aan talige wetmatigheden gelinkt is. De consumptie grijpt er rechtstreeks op in. Deze uitputtende draaikolk waarin er naar middelen gehunkerd wordt kent geen enkele affiniteit met het verlangen dat vanuit een tekort en ondersteund vanuit een fantasma aan een oorspronkelijk gedacht verlies tegemoet tracht te komen. De verslaving onderhoudt, conform aan het kapitalistisch discours, een tekort-aan-genieten[2] dat eenvoudigweg gevuld dient te worden met een meer-aan-genieten.

Çà se consomme si bien que çà se consume

Het zogenaamde evenwicht is er één waarbinnen het subject via het geconsumeerde object de dikwijls fragiele verhouding tot het lichaam tracht te regelen. Tegelijk houdt deze niet-talige ‘regeling’ een risico in daar het object die verhouding tot het lichaam in zekere zin ook uitholt. De keerzijde van de oplossing die de verslaving biedt vertoont een gelijkenis met wat Lacan duidde als de crisis van het kapitalistisch discours: “het […] is ingenieus maar tot creperen gedoemd, dat loopt zoals op wieltjes maar veel te snel, dat consumeert zich zo goed dat het zich verteert” [3] .

Lichaamsevenement en Reële

De verslaafde lijkt een object boven alle andere verkozen te hebben. Een favoriete drug haalt het b.v. van een andere. Er lijkt een vacature open gestaan te hebben en na een geslaagde sollicitatie wordt de zaak gewoonweg overgenomen, door het object weliswaar, dat van dan af aan commandeert. Men kan zich de vraag stellen wie of wat daar voor wie of voor wat gekozen heeft. Wat bepaalt de match? Door de verslaving als de wortel van het symptoom[4] aan te duiden, de bron van waaruit telkens dezelfde Eén onblusbaar herhaald wordt[5], kan de clinicus afleiden dat het geprefereerde object ons iets te leren heeft over het reële. Dat wat verslaaft resoneert er mee, positioneert zich er tegenover. Het poogt aanhoudend, als een noodzakelijkheid, een lichaamsevenement, een uiterst singuliere opwelling van genot, te behandelen.

Subject

Hoe verhoudt het Subject zich nu ten aanzien van deze onstilbare, monotone herhaling? Voor de oriëntatie van de kuur is het belangrijk om te peilen naar de positie van het subject en dient de functie van de verslaving ingeschat te worden.

Soms schort de consumptie, al dan niet tijdelijk, de kwestie van het verlangen op. De veelvuldig geciteerde uitspraak van Lacan omtrent drugs – “rompre le mariage avec le petit pipi” [6] – wijst in de richting van een breuk met de Phallus die het verlangen oriënteerde. Maar in die gevallen waar de structuur zodanig georganiseerd is dat de Phallus disfunctioneel of niet langer van tel is, vormt de verslaving een prothese in die zin dat een pulsioneel teveel geledigd kan worden (sedatie) of een gebrek aan vitaliteit artificieel ingeplant wordt (excitatie)[7]. Pierre Sidon spreekt in deze context over verslaving als een omgaan met “le démarriage avec le petit-pipi” [8] .

Iedereen verslaafd?

Dienen we deze niet-getrouwde toestand, de démarriage, te begrijpen als een synoniem voor de psychose?

Niet per se. Het consumptiemodel dat haar paradigmatisch voorbeeld in de toxicomanie vindt, is vandaag de dag banaal en eerder regel dan uitzondering geworden. Aan niets verslaafd? Tijd om naar de dokter te gaan!

In stilte, vereenzaamd, in partnership met het object en het meer-aan-genieten ten einde tegemoet te komen aan een bepaalde “staat van het lichaam”[9], dat is de genotsmodaliteit par excellence die het kapitalistische discours als een olievlek doen uitbreiden heeft binnen onze gemeenschap.

Kliniek

De psychoanalyse onderzoekt deze verslavingen vanuit een interesse voor het object – heroïne is geen cocaïne, de ene heroïnomaan de andere niet, de ene game de andere niet, de ene partner de andere niet – en de functies die ze invullen, geruggesteund door een overdrachtsliefde van waaruit, eventueel, iets nieuws mogelijk gemaakt kan worden, voorbij deze ‘anti-liefdes’[10] die de verslavingen zijn.

[1] Cf. o.a. Miller, J.-A., (2016). Het onbewuste en het sprekende lichaam. in: Via Lacan 1, 46.

[2] Lacan J. [12 mei 1972]. Du discours psychanalytique. Conferentie te Milaan. Onuitgegeven.

[3] Ibid.

[4] Miller, J.-A. (2011) Lire un symptôme. in: Mental 26, 58.

[5] Ibid.

[6] Lacan, J., Journées d’étude des cartels de l’École freudienne de Paris. Séance de clôture, 1975.

[7] Josson, J.-M. (2012) La fonction de la drogue. in: Accès 3, 53.

[8] Sidon, P. (2014) L’addiction ou le désir. http://addicta.org/2014/02/10/laddiction-ou-le-desir/

[9] Miller, J.-A. (2012) Een fantasie. in: iNWiT 8/9, 406.

[10] Miller, J.-A. (1997) L’orientation lacanienne, les van 26.03, niet gepubliceerd.

Print Friendly

This post is also available in: FransEngelsItaliaans