Het Binnenstebuiten van de Standaardpraktijk

#

Toen ik mijn werk begon binnen de context van een therapeutische dienst (2006, Ierland) stelde mijn manager heel duidelijk “doe niet aan psychoanalyse hier”, alsof ik enig idee had wat dat zou kunnen betekenen. Ik was geïnteresseerd in psychoanalyse, volgde seminaries en mijn vorige analytische ervaringen waren Lacaniaans. Maar dat was dan ook alles. Om mijn baan niet te verliezen en om vele andere symptomatische redenen accepteerde ik het verzoek van mijn manager en begon een lange studiereis waarin ik al het mogelijke over normaliserende praktijken zou gaan leren. Ik leerde over al die “evidence-based” programma’s die voor onervaren praktijkbeoefenaars dienden als een vluchtheuvel voor het “niet-hoeven-te-weten”. Ik probeerde afstand te nemen van de psychoanalyse en tot mijn verrassing gebeurde precies het omgekeerde. De ethische positie betreffende het kind en de ouderlijke toestemming om interventies te mogen doen, het gebruik van toevalligheden om de functie van het symptoom te ondervragen en mijn investering in bijzondere uitvindingen, waren een aantal elementen uit mijn kliniek die resoneerden met de literatuur over toegepaste psychoanalyse die ik eigenlijk pas begon te ontdekken.

Twee jaar geleden ging diezelfde manager met mij mee naar een ICLO-NLS seminarie en ze neemt sindsdien ook deel aan een kartel. Bovendien is zij geïnteresseerd om een werkgroep te organiseren over kinderen met autisme die de Lacaniaanse oriëntatie als kompas gebruikt.

Terwijl ik deze ontdekkingsreis aanvatte met als doel om uit vinden hoe ik wilde werken, was ik getuige van het feit dat sommige deskundigen een nogal sinistere houding aannamen ten opzichte van autistische subjecten die niet zomaar meegingen met wat van hun vereist werd. Praktijkbeoefenaars van allerlei achtergronden, die sterk aandrongen op een normaliserende behandeling met de belofte zeer doeltreffend te zijn, bleken uiteindelijk alleen maar in staat te zijn de kinderen en de ouders te kunnen kwellen. Echter, ik had ook het voorrecht om vele andere deskundigen te mogen ontmoeten, die misschien wel geen interesse hadden in psychoanalyse maar die toch ook deze invasieve benadering begonnen te verwerpen en die het respect voor de instemming van het subject met de behandeling sterk gingen verdedigen.

Het artikel van Bruno de Halleux “No sin los Padres” (“Niet zonder de Ouders”) had een zeer grote invloed op mijn werk. Het maakte heel duidelijk dat het werk met ouders niet inhield dat men ze bij het psychoanalytische werk zou betrekken of hen als medewerkers zou inschakelen, maar juist dat men ze als deelnemers kon betrekken bij een meervoudige praktijk. Het heeft me enorm geholpen om te leren hoe ik hun uitvindingen kon ontdekken en ook hoe hun ondervraging te ontvangen over wat het voor hen betekent om ouder te zijn van dat speciale kind.

Is het “buiten-de-norm” werken de norm voor de psychoanalyse? Het idee van een binnenstebuiten van de standaardpraktijk kwam voort uit een klinisch geval. De moeder van Kevin had besloten om zijn sessie te onderbreken omdat hij alleen maar wat “ronddraaide”. “Ronddraaien” in mijn stoel was de oplossing van Kevin om te kunnen spreken over zijn angst gek te zijn (“het is makkelijker als ik je niet in de ogen kijk”). Ik nodigde de moeder van Kevin uit voor een evaluatiegesprek en ik stelde een kleurrijke tabel op die de vooruitgang van haar zoon aantoonde zoals ze die gemeten had aan de hand van standaardvragenlijsten. Ik gaf haar een foldertje over speltherapie dat ik geleend had van een collega. Deze interventie stond toe aan de moeder van Kevin om zijn werk te ondersteunen. Ze kocht ook een draaistoel voor hem.

Vertaling Rik Loose

Revisie Erik Mertens

Print Friendly

This post is also available in: FransEngelsItaliaansSpaans