De segregatie en haar ondermijning

De term segregatie duidt op de actie waardoor iets of iemand gescheiden wordt van een geheel. Het woord heeft soms een pejoratieve bijklank. Lacan gebruikte het in die zin toen hij voorspelde dat de segregatie zou toenemen door de vooruitgang van de wetenschap en haar universaliseringsdrift. Hij ging ervan uit dat hoe meer de fictie uit het universele zou bestaan, hoe meer de segregatie aan terrein zou winnen[1]. Zoals vaak was ook hier zijn visie profetisch en was hij allesbehalve sant in eigen land.
Een eerste type segregatie doet zich voor door uitsluiting van een maatschappelijke groep die niet op dezelfde wijze geniet als de dominante groep en daarom wordt verworpen. Een tweede manifesteert zich door interne uitsluiting, waarbij een wijze van genieten wordt opgeëist die onverenigbaar is met de heersende genietingswijze. In het eerste geval is de uitgesloten groep passief, in het tweede geval is hij actief. In alle gevallen vindt diegene die het initiatief tot segregatie neemt dat zijn genietingswijze de voorkeur heeft, en eist om die reden zijn separatie met de anderen op. Of ze nu wordt ondergaan of wordt opgeëist, in beide types segregatie belijdt men de cultus van het kleine verschil, waarbij men de ander doet bestaan om zich ervan te onderscheiden.
Het analytisch discours viseert iets heel anders: het viseert het punt waarop iemand zich niet zozeer verschillend van de anderen ervaart dan wel Anders aan zichzelf, het punt waarop niet het kleine verschil verschijnt maar het absolute verschil[2],niet het particuliere maar het singuliere. Waar het eerste een geheel samenhoudt, verzet het tweede zich daartegen. Waar het eerste het geheel doet bestaan, maakt het tweede plaats voor wat niet-geheel is en kan het leiden tot de paradoxale assumptie daarvan. Het is trouwens hierdoor dat een analyticus subjecten kan ontvangen die op een andere manier genieten dan hijzelf, zonder het idee te hebben hen te moeten conformeren aan een norm die alleen maar gefundeerd zou zijn op zijn eigen particulariteit.
De aanvallen gericht op de psychoanalyse– Patricia Bosquin-Caroz herinnert ons eraan dat deze brandend actueel zijn in haar voorstelling van het volgende congres PIPOL 8 – hebben een segregatie tot gevolg. De psychoanalyse wordt inderdaad afgezonderd, uitgesloten van een geheel van praktijken die zogenaamd meer geschikt zouden zijn om psychische symptomen te behandelen. Wat in bijzonder geviseerd wordt in de psychoanalyse (misschien onbewust, maar daarom niet minder krachtig), is precies dat zij zich verzet tegen segregatie zonder het universele na te streven waaraan de segregatie beantwoordt. Ze ondermijnt zowel het ene als het andere en speelt ze als het ware tegen elkaar uit. De segregatie die zich richt op de psychoanalyse is een doel op zich, en een middel waardoor segregatie kan blijven voortbestaan.
Het volgend congres PIPOL en de blog die eraan voorafgaat, zullen naar voren brengen hoe de psychoanalyse in essentie de norm overstijgt en de verhouding tot de Ander die uit die norm voortvloeit (de Ander die menselijk is, al te menselijk). De psychoanalyse verkiest de a-normaliteit van elk Eén, het punt waarop iets kan worden uitgevonden.
[1] « Notre avenir de marché commun trouvera sa balance d’une extension de plus en plus dure des procès de ségrégation. » écrivait J. LACAN in sa « Proposition du 9 octobre 1967 sur le psychanalyste de l’Ecole », Autres Ecrits, pp. 243-261.
[2] J. LACAN, Le Séminaire, livre 11, « Les quatre concepts fondamentaux de la psychanalyse », texte établi par Jacques-Alain Miller, Paris, Le Seuil, p. 248.
Vertaling Christel Van den Eeden