Dood subject, creatief spreekwezen

#

Het wezenlijke van een spreekwezen is dat zijn lichaam, gegrepen door de taal, een betekenaar wordt in de doublure die we het onbewuste noemen.Men kan zich afvragen wat er gebeurt met het lichaam als het subject niet geabonneerd is op het onbewuste .

Bij Yannoulis Chalépas [1851-1938], een belangrijke beeldhouwer van het huidige Griekenland, is het niet geabonneerd zijn hetzelfde als geen toevlucht nemen tot het spreken. De melancholische stilte toont hier het symbolische tekort.

Als Y. Chalépas zesentwintig jaar is declencheert zijn psychose. Hij zal gedurende vele jaren wegzinken in inactiviteit, wordt door iedereen vergeten en leidt gefrustreerd en zwijgzaam een kwijnend bestaan in een kleine hoek van de Cycladen, waar hij zich gewillig schikt naar de wensen van zijn moeder. Na tientallen jaren zullen de hallucinatoire crisissen vervagen maar hij zal desalniettemin vernederd subject blijven: een uitgedoofd verlangen, een discours van zwijgen, een eenzaam gedrag.

Y. Chalépas zal op die manier niet minder dan veertig jaar verwijderd blijven van zijn kunst. Maar deze omstandigheden zullen op spectaculaire wijze in de war worden gestuurd. De dag waarop zijn moeder sterft begint hij terug te werken. Hij is dan zevenenzestig jaar. Onbaatzuchtig en ongebruikelijk, begint een tweede carrière die zal worden voortgezet tot op het einde van zijn dagen.

Tijdens de twintig laatste jaren van zijn leven wijdt Y. Chalépas lichaam en ziel aan het boetseren van klei. Een creatieve bezetenheid zonder zich zorgen te maken over de verspreiding van zijn werk of over financieel gewin, ondanks zijn absolute berooidheid. Het spreekwezen is vanaf dat moment actief, maar blijft buiten het discours : hij verlaat zijn stilte niet en ontvangt de zeldzame bezoekers met een laconieke onverschilligheid.

De kwestie verdient onze aandacht, want deze creatieve bezetenheid brengt een zeer singuliere herinrichting van de pulsie aan het licht van een lichaam dat slechts dient voor de dagelijkse arbeid. We weten dat Y. Chalépas tijdens deze laatste twintig jaar geen klinische problemen had. Voor hem wordt het boetseren het enige antwoord van het reële : een vitaal lichaamsevenement, zijn unieke mogelijkheid tot genot. Zijn manier van werken is verbazingwekkend : hij denkt niet na, tekent snelle schetsen, zet zich vervolgens aan het boetseren, verschillende sculpturen tegelijk, terwijl hij werkt van ‘s morgens tot ‘s avonds. Wanneer er geen klei meer is, vernietigt hij een vorig werk om te kunnen doorgaan met boetseren.

We kunnen niet anders dan dit bezeten boetseren te vergelijken met het werk van Joyce. Het gaat ook daar om een praktijk van het schrijven die verbonden is met het stoffelijke van de contouren. Maar op borromeaans vlak, en dat is verschillend van Joyce, komt het sinthome, dat hier gevormd wordt door de toewijding aan de vormgeving, het Imaginaire en het Reële verknopen als vierde ring, met de bedoeling in te gaan tegen de ring van het Symbolische die in gebreke blijft. [1] Het imaginaire van de vormen is uitvoerig geëxploiteerd, want de producties van Y. Chalépas zijn niet abstract, maar keren terug naar de thema’s van zijn vormingsjaren, zelfs wanneer ze zijn behandeld volgens een ingenieuze en « modernistische » eenvoud. Zijn Art-gueil[2] bestaat erin zijn lichamelijke ex-sistentie te wijden aan de creatie en op de koop toe een ego als beeldhouwer te verkrijgen waar hij zich geen zorgen over moest maken.

[1] Lacan J., Le Séminaire. Livre XXIII. Le sinthome, Paris, Seuil, 2005, voir le schéma p. 152 – sauf qu’ici le rond dénoué est celui du Symbolique.

[2] Cf. Freda F.-H., « Art-gueil », in Scilicet. Le corps parlant, Paris, ECF- Coll. Rue Huysmans, 2015, pp. 47-49.

Print Friendly

This post is also available in: FransEngelsItaliaansSpaans